Over Friesland, liefde voor het land en vooral halen zonder brengen
Friesland. Nooit eerder heb ik me zo sterk gerealiseerd wat het voor me betekende. Afgelopen week was ik er. Voor het eerst in zes jaar, nadat het sinds ik 36 jaar geleden voor het eerst naar de zeilschool ging, een vast deel van mijn leven was. In elk geval jaarlijks tijdens de zomer. Ik houd van het land, van de weidsheid, van de luchten en het water. Van de mensen, waar je je best een beetje voor moet doen, maar die - in elk geval in het deel waar ik kom, het Zuidwesten, echt niet zo stug zijn als ze de naam hebben te zijn. Van het geroep van weidevogels, het getik van stagen. Van de wind. Van het zo veel meer leven met de natuur dan hier in de stad.
Het was een beetje een pelgrimstocht. Terug naar bekende plekken en herinneringen, terug naar het gevoel daar wortels te hebben liggen. Terug naar een stukje van mezelf dat ik lang kwijt was. Even aarden. “Waar slechts nu en de stilte mijn aandacht verlangen”, beschreef ik het in een gedicht over die plek.
En ik had een droom. Het huisje waar we jarenlang zomerweken doorbrachten, ooit kunnen kopen, als tweede huis. Of dat ene huis met die fantastische tuin, naast de kerk, dat uitkijkt over een uitloper van de Fluessen. Ik zag mezelf daar boeken schrijven, schilderen. Een veilige haven, als vlucht uit de stad voor een aantal maanden per jaar.
Had. Ik had die droom. Want na deze week en de gesprekken die ik er had, ben ik daar op terug aan het komen. Het begon met Jeroen, de taxichauffeur die me naar mijn heerlijke plekje bracht vanaf station Heerenveen. Hij vertelde hoe Friesland aan het veranderen is en niet alleen ten goede. Hoeveel er langzaam verdwijnt, ten gunste van toerisme en recreatie. Hoe ook gemeentes en besturen het hoofd soms verliezen in de drang naar aantrekkelijk worden voor investeringen, geld, vanuit het Westen. Daar is op zich niet veel mee mis, economische groei, juist ook in de landelijke gebieden is soms domweg noodzaak. Alleen is de focus te eenzijdig: toerisme en recreatie.
Hij vertelde hoe zijn wijk in Heerenveen, de laatste jaren vooral uit mensen uit het Westen bestaat. Ook daar is niks mis mee, maar wel als die na een jaar of vijf weer vertrekken, omdat het allemaal toch wat afgelegen en te weinig bruisend bleek. Het gevoel bekroop me dat wij – ik dus ook, onderweg naar het prachtige kleine huisje aan het water in het dorp dat me zo lief is, vanuit de Randstad, vooral komen halen in deze gebieden, maar weinig brengen. Als we bijdragen aan economie en samenleving, is dat tijdelijk, niet structureel.
Dat gevoel werd versterkt door het volgende gesprek, met de beheerder van het huisje. Zij vertelde me dat ze het erg graag zou kopen. In een flits dacht ik dat zij, in plaats van het alleen te beheren voor de eigenaar, ook graag inkomsten van het huisje zou willen hebben. Ik schaamde toen het tegendeel waar bleek: ze wilde zo graag een plekje voor haar enige dochter en kleinkind. Die zaten nu al jaren op een flatje in Sneek, terwijl ze zo graag in hun eigen dorp zouden willen wonen. Maar daar is niets te krijgen. Of het is voor absurde prijzen, die vooral Randstedelingen zich kunnen veroorloven voor verhuur en recreatie. Er wordt wel gebouwd: recreatiewoningen. De kavels die te koop staan voor reguliere woningen en economische bedrijvigheid vinden geen kopers. Waar economische groei vooral toeristische groei wordt, gaat dat ten koste van de samenleving.
Het dorp is leeg in het naseizoen en de wintermaanden. Hele rijen huizen zijn onverlicht en koud. Huizen waar de dochter en kleindochter van Els hadden kunnen wonen, als ze niet in bezit waren van echtparen uit het Gooi, die er enkele maanden per jaar verblijven om te genieten van de rust en de ruimte van het dorp en het landschap. De school in het dorp is al een paar jaar dicht. Ik dacht altijd dat dat kwam omdat het dorp leeg liep, de jongere generaties naar de stad wilden en de boel vergrijsde. Ik begon te begrijpen dat dat anders ligt. De jongere generatie wil wel, maar wij houden hun plekken bezet. En vooral: leeg voor het grootste deel van het jaar.
Mijn buurvrouw voor die week, we noemen haar Saakje, was het stelligst: het dorp gaat kapot. Je ziet ze komen en je ziet ze een paar jaar later weer gaan. Omdat Leeuwarden toch wel ver is als je een beetje cultuur wilt snuiven. Boodschappen doen ze bij de Lidl in Sneek, want de Dagmarkt is te beperkt. En als er bijgedragen wordt aan de economie en het leven hier, is het vooral om hier wat meer Randstad van te maken. “Saskia, ik vind je ontzettend aardig en ik zou het prachtig vinden als je hier heen kwam, maar je komt hier wonen, of niet. Anders hebben we weer een huis dat de helft van de tijd leeg staat. Dan kan daar beter de zoon van Sake met zijn vrouw in. Ja sorry, ik zeg het zoals ik het vind. Dan houd je je huis in Den Haag maar aan als tweede woning, ook goed. Maar hier, is hier.” Ik moest ontzettend lachen om haar gepassioneerde stelligheid. En ik voelde me tegelijkertijd bezwaard omdat ze gelijk heeft. Ook ik kom daar iets halen. En als ik het heb opgesnoven en ervaren, ga ik weer weg. Voor haar is het thuis. Al 66 jaar. Voor haar man was het 72 jaar lang thuis. Alle huizen in haar rijtje aan het water zijn in de wintermaanden zwart en leeg. Alleen zij bewoont haar huis permanent.
Ik heb met haar een tocht gemaakt, langs de IJsselmeerkust. Waar zij en haar man 33 jaar lang voeren op een charterschip. We kwamen door Stavoren. Doods en leeg in het naseizoen, geen restaurant open op vrijdagavond om 18.30. De toeristen zijn weg en de bewoners moeten het doen met een lege stad. Hindelopen, zelfde verhaal. Het is er zo prachtig, maar ik begon steeds meer te voelen wat Jeroen, Els en Saakje, Jelle van de Dagmarkt en zijn vader bedoelden. Het restaurant in het dorp dat er zit zo lang ik er kom, heeft sinds dit jaar een nieuwe eigenaar. De oorspronkelijke eigenaren zijn met pensioen en hadden geen opvolging. Gelukkig werd toch een nieuwe eigenaar van buiten het dorp gevonden, maar het roer moest wel om: een kwalitatief betere kaart, Westerse standaards, wat dat dan ook maar is en de bar ging dicht. Begrijpelijk, dacht ik aanvankelijk na een praatje met de nieuwe manager, goed voor de toeristen. Tot ik van Saakje en Jelle begreep wat dat voor het dorp betekende: de bar van het restaurant was altijd ontmoetingsplek geweest. Voor biljartavonden in de winter, voor samenkomsten wanneer iemand was overleden, een van de weinige plekken waar je elkaar even kon treffen, me name in de winter. Met het ‘upgraden’ van het restaurant naar toeristische standaards, werd het niet alleen een restaurant waar ik hier in Den Haag ook heen zou kunnen, op het terras en uitzicht na, maar is ook het sociale hart uit de kleine gemeenschap van het dorp gerukt. En dat doet pijn.
Ik heb een dubbel gevoel overgehouden aan die bijzondere week in mijn geliefde Zuidwest Friesland. Het was prachtig. Het weer, het landschap, de ontmoetingen, de zoektocht naar stukjes van mezelf. Maar ik heb me nooit de keerzijde gerealiseerd van mensen zoals ik, die vooral komen halen. Het maakt dat ik er anders naar kijk. En dat ik die pijn nu ook voel.
Saakje heeft me op die tocht ook meegenomen naar Het Rea Klif (rode klif). Het is de plek waar de as van haar man is uitgestrooid over het IJsselmeer. Er staat een steen. Een gedenksteen, aan de slag bij Warns in 1345. Een van de minder bekende slagen van de Hollanders tegen de Friezen. Gewonnen door de Friezen, die het onverdraaglijk vonden als hun land zou worden overgenomen door de Hollanders. “Leaver dea as slaef” staat er op de steen: liever dood dan slaaf. Het is bijna 900 jaar geleden. Maar nog elk jaar wordt daar de overwinning op de Hollanders gevierd en herdacht.
Ik weet dat Saakje me er vooral mee naartoe nam, vanwege de schoonheid van de plek en haar eigen herinnering.
Maar misschien ook wel een heel klein beetje, om me te laten voelen hoe diep hier het historisch besef zit en wat het betekent als anderen jouw land, cultuur en samenleving willen overnemen. Dat is niet alleen maar chauvinsme, zoals ik vaak dacht. Het is in deze tijd een heel concreet en zichtbaar effect van wonen en leven op een prachtige plek, waar anderen graag iets komen halen, zonder ook iets te willen brengen. Ik neem me voor om zolang het nog kan, nog verhuurd wordt, zo vaak mogelijk naar dat huisje op die prachtige plek te gaan en er ook eens wat te brengen. En daarna gun ik het Els, dat ze het kan kopen voor haar dochter en haar gezin. Het is hun thuis.